PhD-student Carlotta Masciandaro en professor Machiel Mulder van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) hebben voor hun onderzoek een simulatiemodel gebruikt dat gebaseerd is op gegevens uit 2021 om de verdeling van kosten tussen huishoudens met en zonder zonnepanelen in kaart te brengen. Het onderzoek, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Energy Economics, analyseert de effecten van de salderingsregeling op energierekeningen. De onderzoekers constateren dat de salderingsregeling momenteel een deel van de elektriciteitsrekening van huishoudens met zonnepanelen verlegt naar huishoudens zonder zonnepanelen.
Huishoudens zonder zonnepanelen betalen door de salderingsregeling 14 procent meer voor hun stroomrekening, terwijl huishoudens met zonnepanelen 74 procent minder betalen. Deze ongelijkheid ontstaat onder meer doordat huishoudens zonder zonnepanelen wel energiebelasting moeten betalen over hun totale verbruik, wat voor mensen met zonnepanelen niet geldt over hun gesaldeerde verbruik.
Bij het salderen worden alle nettoverbruiken en nettoproducties op jaarbasis bij elkaar opgeteld, waarna huishoudens alleen betalen over het jaarlijkse saldo. De productie van elektriciteit wordt zo gewaardeerd met dezelfde prijs als het verbruik van elektriciteit. Zonder de salderingsregeling zouden huishoudens een prijs betalen voor de elektriciteit die ze van het stroomnet afhalen en een andere, lagere prijs ontvangen voor de elektriciteit die ze aan het stroomnet leveren.
De overheid heeft vorig jaar besloten om de salderingsregeling per 1 januari 2027 definitief af te schaffen. Een van de redenen is de ongelijke verdeling van de lasten van het totale energieverbruik tussen huishoudens met en zonder zonnepanelen.
Volgens de overheid heeft salderen nog een nadeel: het moedigt huishoudens niet aan om zonnestroom direct te gebruiken. Omdat ze op jaarbasis afrekenen, maakt het moment van verbruik niet uit. Hierdoor kan de druk op het elektriciteitsnet toenemen en kunnen andere producenten van hernieuwbare energie te maken krijgen met lagere stroomprijzen.
Met de salderingsregeling kunnen huishoudens nu hun investering in zonnepanelen binnen iets meer dan 5 jaar terugverdienen. Zonder de mogelijkheid om te salderen duurt het volgens de onderzoekers ruim 9 jaar voordat de installatiekosten zijn terugverdiend. Omdat de technische levensduur van zonnepanelen veel langer is – de onderzoekers spreken van 15 tot 20 jaar maar in de praktijk is dit zelfs 25 tot 30 jaar – blijven ze volgens de onderzoekers ook na afschaffing van de salderingsregeling een verstandige keuze.
De onderzoekers rekenen voor dat huishoudens met zonnepanelen momenteel ongeveer 690 euro per jaar besparen op hun elektriciteitsrekening door het salderen. Na 2027 daalt deze besparing naar zo’n 385 euro per jaar. Om de installatiekosten terug te verdienen is ongeveer 250 euro per jaar nodig.
De onderzoekers bekeken de effecten van salderen op 3 onderdelen van de elektriciteitsrekening: leverancierskosten, netbeheerkosten en energiebelasting. Ze gingen daarbij uit van budgetneutraliteit, wat betekent dat de energieleverancier, de netbeheerder en de overheid alle kosten weer in rekening brengen bij huishoudens.
Bij de leverancierskosten stijgt de elektriciteitsprijs van ongeveer 0,11 euro per kilowattuur naar 0,12 euro. De toegenomen capaciteit aan hernieuwbare elektriciteit door de installatie van zonnepanelen verlaagt weliswaar de elektriciteitsprijs in de groothandelsmarkt door het zogenaamde merit-order-effect – en daarmee ook de inkoopkosten van de energieleverancier – maar toch stijgen de totale kosten voor het energiebedrijf.
Meer zonnepanelen maken het lastiger voor energieleveranciers om in te schatten hoeveel stroom huishoudens van het net afnemen. Deze onzekerheid zorgt voor hogere kosten. Energieleveranciers moeten namelijk altijd zorgen dat ze precies genoeg stroom hebben ingekocht voor wat hun klanten verbruiken. Als ze dit niet goed kunnen voorspellen, komen er extra kosten bij om de balans te bewaren.
Energieleveranciers hebben ook hogere kosten doordat ze huishoudens met zonnepanelen moeten uitbetalen. Als een huishouden over een heel jaar meer stroom opwekt dan verbruikt, krijgt het namelijk geld terug voor de overtollige energie.
Om deze stijgende kosten te compenseren, vragen leveranciers sinds enkele jaren ook terugleverkosten: een vast bedrag per kilowattuur dat huishoudens terugleveren aan het net.
De prijsverhoging heeft een zeer ongelijk effect op verschillende huishoudens. Huishoudens zonder zonnepanelen betalen 7 procent meer aan hun energieleverancier, terwijl hun stroomverbruik niet is veranderd. Huishoudens met zonnepanelen zien hun rekening juist met 93 procent dalen. Dit lijkt tegenstrijdig, maar komt doordat zij veel minder stroom van het net afnemen dankzij hun eigen opwekking. De prijsstijging geldt weliswaar ook voor hen, maar dit weegt niet op tegen de besparing door minder verbruik.
Vanwege de installatie van zonnepanelen bij huishoudens moeten netbeheerders hun netten uitbreiden. Voor huishoudens betekent dit dat de netbeheerkosten stijgen van 190 naar 196 euro per jaar, een plus van 3 procent. In totaal gaat het om een investering van 51 miljoen euro, rekenen de onderzoekers voor. Deze schatting is gebaseerd op het aantal zonnepaneelinstallaties bij huishoudens in 2021.
Alle huishoudens betalen deze hogere netbeheerkosten, ongeacht of ze zonnepanelen hebben of niet. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) schrijft namelijk voor dat iedereen hetzelfde vaste nettarief betaalt. Of een huishouden nu wel of geen eigen stroom opwekt, dat maakt voor dit tarief geen verschil.
Salderen heeft ook grote gevolgen voor de energiebelasting. De overheid heft deze belasting alleen over het nettojaarverbruik. Dat betekent dat huishoudens met zonnepanelen over een groot deel van hun elektriciteitsverbruik geen belasting betalen: de zelf opgewekte stroom valt buiten de heffing. Hetzelfde geldt voor de btw op elektriciteit.
Door deze kleinere belastinggrondslag liep de overheid in 2021 naar schatting 550 miljoen euro aan inkomsten mis. Om dit te compenseren verhoogde de overheid het energiebelastingtarief van 0,08 naar 0,11 euro per kilowattuur. Dit is een stijging van 37 procent, nodig om de rijkskas op peil te houden.
Deze tariefstijging treft huishoudens ongelijk. Huishoudens zonder zonnepanelen betalen 32 procent meer energiebelasting, omdat zij het hoogste nettoverbruik hebben. Voor huishoudens met zonnepanelen daalt de energiebelasting daarentegen met 91 procent: zij hebben door hun eigen opwekking een veel lager nettoverbruik, waardoor het hogere tarief nauwelijks effect heeft.
Het woningtype en de regio bepalen in grote mate hoe saldering uitpakt. Bewoners van vrijstaande woningen zonder zonnepanelen zijn het slechtst af: zij krijgen de hoogste rekening. Bewoners van twee-onder-een-kapwoningen met zonnepanelen zijn juist het meest gebaat bij de regeling en besparen het meest.
Daarnaast maakt de woonregio verschil. In zonnige delen van Nederland leveren zonnepanelen meer op, waardoor huishoudens daar meer voordeel halen uit saldering. Het rendement hangt dus af van hoeveel stroom de zonnepanelen kunnen opwekken in verhouding tot wat het huishouden verbruikt.
Vanaf 2027 zullen huishoudens met zonnepanelen een vergoeding krijgen voor de elektriciteit die ze aan het net leveren. Tot 2030 moet deze vergoeding minimaal 50 procent van de elektriciteitsprijs voor de leverancier zijn. De onderzoekers gebruikten dit minimumtarief voor hun berekeningen van het scenario zonder salderen.
In dit scenario zonder salderen besparen huishoudens met zonnepanelen zo’n 385 euro per jaar, wat nog steeds meer is dan de 250 euro die benodigd is om de investering terug te verdienen. De terugverdientijd van de investeringen stijgt naar iets meer dan 9 jaar, wat nog steeds ruim beneden de technische levensduur is.
Van belang is volgens de onderzoekers wel dat er transparantie over de terugleververgoeding bestaat. Hoewel leveranciers de vrijheid hebben het tarief te kiezen boven het door de overheid bepaalde minimumtarief, is het belangrijk dat huishoudens met zonnepanelen dit tarief van tevoren weten en dat ze de mogelijkheden hebben om naar een andere leverancier over te stappen.
De overheid heeft een minimumtarief alleen tot 2030 opgelegd, maar meer duidelijkheid over de langetermijnplannen zou volgens de onderzoekers alle huishoudens helpen bij hun investeringsbeslissing.
Alternatieve tariefstructuren
De onderzoekers onderzochten ook alternatieven voor de huidige regeling. Een zogenoemd net billing-systeem, waarbij teruggeleverde elektriciteit wordt vergoed tegen 25 procent van de gemiddelde groothandelsprijs, zou de effecten gelijker verdelen. Bij dit systeem stijgt de rekening van huishoudens zonder zonnepanelen nauwelijks, terwijl zonnepanelen winstgevend blijven.
Een andere optie is aanpassing van de energiebelasting. Door deze om te zetten van een tarief per kilowattuur naar een vast bedrag per huishouden, zou de rekening van huishoudens zonder zonnepanelen met slechts 2 procent stijgen in plaats van 14 procent. Wel verandert daarmee het doel van de belasting, die nu juist elektriciteitsverbruik moet ontmoedigen.
Bron: Solarmagazine.nl







